!Kinderrechten!
Alle kinderen en jongeren hebben rechten. Deze staan beschreven in het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties. Het verdrag definieert ‘kind’ als ieder persoon die nog geen achttien jaar oud is. Kinderrechten zijn afspraken die gemaakt zijn tussen bijna alle Staten in de wereld. Ze gaan over verschillende onderwerpen waarvan gezegd is: dit zijn wij kinderen minimaal verschuldigd. Deze levensomstandigheden, deze kansen en deze bescherming. Ze raken aan zo ongeveer alles waar kinderen mee te maken kunnen krijgen.
Kinderrechten gaan over onderwerpen als onderwijs, gezondheid en de rol van familie en ouders. Over vrijheid van geloof en vrijheid van meningsuiting. Ze gaan ook over het recht op een naam en een nationaliteit. Over een dak boven je hoofd en spelen. Over bescherming tegen mishandeling, misbruik en uitbuiting. En over bescherming tegen oorlogsgeweld en de specifieke bescherming van bijvoorbeeld gehandicapte kinderen en vluchtelingenkinderen. Kinderrechten zijn er voor alle kinderen. Want tussen kinderen mag niet gediscrimineerd worden
Lees op deze Pagina verder voor de Algemene Rechten van het kind
Of
KLIK HIER VOOR DE LEEFTIJDSLADDER RECHTEN PER LEEFTIJD
1. Wie is kind
Kinderrechten gelden voor alle kinderen. Je bent een kind als je nog geen 18 jaar bent.
2: Geen discriminatie
Alle rechten gelden voor alle kinderen. Het maakt niet uit waar je vandaan komt, hoe je eruitziet en of je rijk bent of arm. Daar mag geen onderscheid in worden gemaakt: geen discriminatie heet dat. De overheid van het land waar je woont moet er alles aan doen om te zorgen dat je krijgt waar je als kind recht op hebt.
3: Belang van kind
Soms moet er iets voor jou worden besloten of geregeld. Dan moet altijd eerst worden gekeken naar wat voor jou het beste is. Dat betekent niet altijd dat wat jij wil ook gebeurt. Maar wel dat wat het meest in het belang van jou als kind is heel zwaar weegt.
4: Wat doet de overheid
De overheid moet er alles aan doen om te zorgen dat je krijgt waar je recht op hebt. De overheid moet dus regelen dat je veilig en gezond kunt opgroeien. Denk aan zorgen dat er scholen zijn waar je onderwijs kan volgen. Zorgen voor organisaties die jou en je ouders helpen als er problemen zijn. Zorgen voor plekken waar je kunt spelen. En ga zo maar door.
Rijkere landen moeten andere landen die het minder breed hebben helpen. Zo krijgen ook de kinderen daar waar ze recht op hebben.
5: Rol ouders
Je ouders moeten ervoor zorgen dat je gezond te eten krijgt, een veilig huis hebt en naar school kunt gaan. Ook moeten je ouders je liefde, aandacht en waardering geven. Ze moeten je helpen om goed op te groeien, zodat je later ook goed voor jezelf en anderen kunt zorgen. Dat zijn de plichten van ouders. Als je ouders er niet voor kunnen zorgen dat je krijgt waar je recht op hebt, dan moet de overheid daarbij helpen.
6: Leven en ontwikkeling
Je hebt het recht om te leven. De overheid moet voor een veilige omgeving zorgen waarin je ongestoord kunt opgroeien en je goed kunt ontwikkelen. Een omgeving zonder oorlog of armoede, waar genoeg te eten en drinken is, waar je liefde en aandacht krijgt, waar je naar school kunt gaan en waar je wordt beschermd tegen mishandeling. Maar hier hoort ook bij dat er zorg moet zijn voor als je nog in je moeders buik zit: ook dan ben je je al aan het ontwikkelen en is het belangrijk dat er goede zorg zodat je een goede start kan maken.
7: Naam en nationaliteit
Als je wordt geboren, krijg je een voornaam en een achternaam. Je ouders moeten jouw geboortedag en naam bij het gemeentehuis melden. Dan weet de overheid wie je bent en dat je bestaat. Je moet ook een nationaliteit krijgen.
Opgroeien doe je als het kan gewoon bij je ouders. Als je niet bij je ouders opgroeit, bijvoorbeeld als je geadopteerd bent of bij pleegouders woont, dan heb je wel het recht om te weten wie je ouders zijn.
8: Identiteit
Je hebt het recht om je identiteit (wie je bent, hoe je heet, waar je vandaan komt) te beschermen. Je identiteit mag niet zomaar worden veranderd. De overheid moet ervoor zorgen dat je naam, nationaliteit en familie niet van je wordt afgenomen. En als dat wel gebeurd moet de overheid je helpen om het weer te herstellen.
9: Scheiding
Je moet bij je ouders kunnen wonen en opgroeien. Soms kan dit niet, bijvoorbeeld als je ouders gaan scheiden. Dan moet je in ieder geval met beide ouders contact kunnen houden. Alleen als het echt niet goed voor je is en als jij het niet wilt, kan hier een uitzondering op worden gemaakt. Dan kan het contact met één of met beide ouders worden beperkt of misschien zelfs even helemaal worden verbroken. Bij de beslissing over bij wie jij gaat wonen, mag jij vertellen wat je daarvan vindt. De rechter moet rekening houden met jouw mening.
10: Bij elkaar blijven
Als je vader, moeder of beide ouders in een ander land wonen, moet je bij ze op bezoek kunnen gaan en moeten jullie als gezin bij elkaar kunnen wonen. De overheid van het land waar je ouders wonen, moet hierbij helpen.
11. Geen ontvoering
Je mag niet ontvoerd worden. Je mag niet zonder dat je het zelf wilt of zonder dat je ouders toestemming hebben gegeven, naar een ander land gebracht worden of gedwongen worden om daar te blijven. Als je vader of moeder dit doet, zonder dat de andere ouder dat goedvindt, mag het ook niet. De overheid moet ervoor zorgen dat dit niet gebeurt.
12: Eigen mening
Je mag je mening geven, zeker als het over jouzelf gaat, bijvoorbeeld bij wie je wilt wonen als je ouders gescheiden zijn. Of als je problemen hebt, welke ideeën jij zelf hebt om die problemen op te lossen. Naar jouw mening moet worden gevraagd en ook echt worden geluisterd, ook al zijn het uiteindelijk de volwassenen die de beslissing nemen. De overheid moet daarvoor zorgen. Dit recht is niet afhankelijk van je leeftijd.
13: Mening geven
Net als volwassenen, hebben ook kinderen recht op vrijheid van meningsuiting. Je bent dus vrij om je mening te geven. Wel moet je daarbij respectvol met anderen omgaan: schelden of iemand beledigen is niet de bedoeling. Als je ergens een mening over wilt hebben, moet je er natuurlijk wel iets vanaf weten. Je bent vrij om informatie te verzamelen om je eigen mening te kunnen vormen.
14: Vrijheid van geloof
Je bent vrij om te denken wat je wilt. Je mag je eigen mening hebben over wat goed en slecht is. Ook mag je geloven wat je wilt: als je gelovig bent, mag je je eigen godsdienst kiezen. Je ouders helpen je daarbij, maar moeten ook altijd naar jouw mening luisteren.
15: Vereniging
Je mag met andere kinderen bij elkaar komen, lid van een vereninging worden of zelf een club beginnen. Je kunt bijvoorbeeld lid worden van een sportvereninging. Als je met anderen in een groep samenkomt, mogen jullie geen andere kinderen pesten. Ook kinderen moeten de rechten van andere kinderen respecteren.
16: Privacy
Niemand mag zich zomaar bemoeien met jouw leven. Mensen mogen niet ongevraagd bij jou thuis komen of zonder dat jij het goedvindt brieven, sms’jes of e-mails bekijken die jij schrijft of krijgt. Als je een dagboek hebt, mag jij bepalen wie daarin mag lezen. En als iemand een foto van jou wil maken en gebruiken, moeten ze dat eerst aan jou en je ouders vragen.
Zelf moet je ook voorzichtig zijn: op het internet bijvoorbeeld moet je niet zomaar informatie geven over jezelf aan mensen die je niet kent.
17: Informatie
Je hebt het recht om informatie te krijgen die begrijpelijk voor je is. Informatie over alles wat voor jou belangrijk is. Je krijgt die informatie thuis, op school, op het internet, via vrienden, televisie, radio, kranten of boeken. De overheid moet ervoor zorgen dat er genoeg begrijpelijke informatie voor je is en je beschermen tegen informatie die niet goed voor je is.
Om te weten wat er in de wereld gebeurt, kun je in Nederland bijvoorbeeld naar het Jeugdjournaal kijken en de kranten Kidsweek (als je jonger bent dan 12 jaar) of 7Days (als je ouder bent dan 12 jaar) lezen.
18. Opvoeding
Je ouders moeten voor jou zorgen. Dat betekent dat zij ervoor moeten zorgen dat je liefde en aandacht krijgt, gezond en goed eten, een bed om in te slapen, kleren om aan te trekken en dat je naar school kunt. Ze moeten voor alles zorgen wat je nodig hebt om op een fijne manier op te groeien. De overheid helpt je ouders daarbij met geld, hulp en zorg. Als je ouders werken, moet er kinderopvang zijn. En als het thuis niet goed gaat, moet de overheid ervoor zorgen dat je ergens anders wordt opgevangen.
19: Geen kindermishandeling
Je mag niet mishandeld of misbruikt worden en mensen mogen jou niet slaan of op een andere manier geweld aandoen. Je mag niet uitgescholden of vernederd worden. Ouders en anderen die voor je zorgen, moeten genoeg aandacht voor je hebben. De overheid moet je beschermen tegen mishandeling, misbruik en verwaarlozing. Als je wel mishandeld wordt, moet je meteen hulp krijgen.
Als je mishandeld wordt, is het moeilijk om het aan iemand anders te vertellen. Veel kinderen schamen zich of zijn bang dat ze bij hun ouders worden weggehaald. Toch is het belangrijk om erover te praten met iemand die je kunt vertrouwen. Dat kan een familielid zijn of misschien een leraar, een buurman of buurvrouw. In Nederland kun je ook altijd bellen met de Kindertelefoon: 0800-0432 (dit is gratis!).
20: Bescherming kinderen zonder gezin
Dit kinderrecht is speciaal voor kinderen die niet thuis wonen bij hun moeder en vader. Deze kinderen komen terecht bij familie, bij een pleeggezin of in een opvanghuis. De voorkeur gaat uit naar een zin omdat ieder kind het recht heeft om in een liefdevol gezin te wonen. Kinderen die een tijdje niet bij hun eigen gezin kunnen wonen, hebben recht op extra bescherming van de overheid.
21: Adoptie
Sommige kinderen zijn geadopteerd. Dat betekent dat ze een andere vader en moeder krijgen dan hun ‘echte’ ouders. Dat mag als het beter is voor het kind, maar het kan niet zomaar. Er moet goed op gelet worden dat je terechtkomt bij de goede adoptieouders. Je kan binnen je eigen land geadopteerd worden, of naar adoptieouders gaan uit een ander land. Maar: er gelden wel strenge regels. Dit is nodig om misbruik, zoals kinderhandel, te voorkomen.
22: Vluchtelingen
Vluchtelingenkinderen zijn kinderen die hun land moeten verlaten omdat daar oorlog is of omdat ze daar niet veilig kunnen wonen. Veel van hen komen in grote vluchtelingenkampen terecht waar ze vaak in tenten leven en weinig eten hebben. Sommige vluchtelingenkinderen komen naar Nederland. Soms in hun eentje, soms ook met hun vader of moeder en broertjes of zusjes. Vluchtelingenkinderen hebben geen makkelijk leven, daarom hebben ze recht op extra hulp en bescherming. En als het nodig moeten ze in het land kunnen blijven waar ze naartoe zijn gevlucht.
23: Handicap
Als je gehandicapt bent, is het vaak moeilijker om dezelfde dingen te doen als kinderen die niet gehandicapt zijn. De overheid ervoor zorgen dat kinderen met een beperking zo normaal mogelijk kunnen leven. Dat betekent dat ze recht hebben om zoveel mogelijk thuis te wonen en naar een gewone school te gaan. Als dat niet kan, moet er een speciale school of een goed tehuis voor ze zijn.
24: Gezondheid
Als je ziek bent of je hebt iets meegemaakt waardoor je in de war bent, dan heb je recht op hulp. Je ouders of verzorgers moeten ervoor zorgen dat je die hulp krijgt. En de overheid moet ervoor zorgen dat er genoeg goede dokters en andere personen bij om je daarbij te helpen. Ook moeten er genoeg goede plekken zijn waar je geholpen kan worden, zoals ziekenhuizen. Maar er moet ook genoeg worden gedaan om te voorkomen dat je ziek wordt. Voorkomen is namelijk beter dan genezen. Daarom moet er genoeg informatie zijn over gezond leven en opgroeien en moet je ergens terecht kunnen als je daar wat hulp bij nodig hebt. Rijkere landen zoals Nederland moeten armere landen helpen om de kinderen daar gezond te laten opgroeien.
25: Evaluatie uithuisplaatsing
Soms is het beter voor kinderen om niet meer thuis te wonen. Dan gaan ze wonen bij familie, in een pleeggezin of in een opvanghuis. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de ouders niet goed voor ze kunnen zorgen. Als je uit huis wordt geplaatst, heb je het recht om contact te hebben met je ouders, maar alleen als dat niet slecht voor je is. Ook moet er regelmatig worden gekeken of je misschien alweer terug naar huis wilt en kunt.
26: Financiële hulp
Je hebt als kind recht op financiële hulp van de overheid als je dat nodig hebt. Als jouw ouders bijvoorbeeld niet kunnen werken, dan hebben ze recht op een uitkering. Dan krijgen ze geld zodat ze voor zichzelf en voor jou kunnen zorgen.
27: Eten, een huis, kleren en meer
Je hebt recht op een huis om in te wonen, elke dag eten en drinken en kleren om aan te trekken. Dit zijn allemaal basisdingen die je nodig hebt om goed te kunnen opgroeien. Hier moeten je ouders voor zorgen. Als ze dat niet kunnen, moet de overheid je ouders helpen.
28: Onderwijs
Je hebt het recht om naar school te gaan. Je hebt ook de plicht om naar school te gaan, dat betekent dat je naar school moet om te leren over de wereld en om later voor jezelf te kunnen zorgen. De overheid moet ervoor zorgen dat de basisschool gratis is en dat je ook daarna goed middelbaar en hoger onderwijs kunt volgen. Landen moeten elkaar helpen om te zorgen dat ieder kind naar school kan.
29: Wat je moet leren
Je moet op school je talenten kunnen ontwikkelen. Of het nu gaat om tekenen of taal, rekenen of sport. Je moeten leren wat je nodig hebt om later voor jezelf te zorgen en ook goed voor anderen te zijn. Je moet op school ook leren over kinderrechten. En je moet leren om anderen en de natuur te respecteren. Je leeft immers niet in je eigen wereld, maar samen met anderen in dezelfde wereld.
30: Eigen cultuur
Kinderen met een taal en cultuur die anders is dan die van de meeste mensen in het land waar ze wonen, hebben het recht om hun eigen taal te spreken en hun eigen cultuur en geloof te beleven.
Bijvoorbeeld kinderen uit Afrika of Azië die in Nederland wonen. Zij mogen in Nederland hun eigen godsdienst beleven en naast Nederlands ook hun eigen taal spreken. De overheid moet ervoor zorgen dat dat kan. Deze kinderen mogen niet slechter behandeld worden dan Nederlandse kinderen omdat ze er misschien anders uitzien of thuis een andere taal spreken.
31 – Spelen en vrije tijd
Je hebt als kind recht op vrije tijd en rust. In je vrije tijd moet je kunnen spelen, iets kunnen doen waar je van houdt. Spelen is niet alleen leuk, je leert door te spelen ook hoe je sommige problemen kunt oplossen en om te gaan met andere kinderen. Er moeten veilige speelplekken zijn in iedere buurt. Ook moet het voor alle kinderen mogelijk zijn om naar een museum, film of toneelstuk te gaan.
32: Geen kinderarbeid
Je mag geen werk doen dat niet goed is voor je gezondheid of waardoor je niet naar school kunt gaan. Landen moeten duidelijke afspraken maken over hoe oud je moet zijn om betaald werk te mogen doen en hoeveel uur je per dag of week mag werken. In Nederland mag je bijvoorbeeld vanaf je 13de werken buiten schooltijd. Daar zijn wel speciale regels voor.
33: Geen drugs
Ieder kind moet beschermd worden tegen drugs. Misschien ken je wel wat namen van drugs, bijvoorbeeld hasj of cocaïne. Maar wist je dat alcohol en sigaretten ook drugs zijn? Drugs zijn ongezond en als je ze gebruikt kun je vaak moeilijk stoppen. Je moet beschermd worden tegen drugsgebruik en op school leren over de risico’s ervan.
34: Geen seksueel misbruik
Mensen mogen jou niet tot seks dwingen of op je inpraten totdat je het doet. Dat heet seksueel misbruik en dat is verboden. Je moet daartegen worden beschermd, en als het je overkomt, moet je goede hulp krijgen.
Als je misbruikt wordt, is het soms moeilijk om dat aan iemand te vertellen. Toch is het belangrijk om erover te praten. Dat kan met een familielid of iemand anders die je vertrouwt. Als je het tegen niemand durft te zeggen, kun je altijd de Kindertelefoon bellen en erover praten. Dit kan ook zonder dat je hoeft te vertellen hoe je heet. Het nummer is 0800-0432 en bellen is gratis.
Het is ook verboden om geld te verdienen aan kinderen die gedwongen worden seks te hebben (dat heet kinderprostitutie). En er mogen geen foto’s of films van kinderen gemaakt worden die met seks te maken hebben (dat heet kinderpornografie). Mensen die dit doen, moeten daarvoor gestraft worden.
35: Geen kinderhandel
Je mag als kind niet worden ontvoerd of verkocht. Soms worden kinderen die zijn geboren in arme families of zijn weggelopen van huis naar een ander land gebracht en worden ze daar gedwongen te werken. Dit heet kinderhandel en is verboden. Landen moeten met elkaar samenwerken om te voorkomen dat dit gebeurt.
36: Geen uitbuiting
Je hebt recht op bescherming tegen alle manieren van uitbuiting. Dat betekent dat anderen jou niet mogen gebruiken voor dingen die schadelijk zijn voor jou.
37: Opsluiten van kinderen
Als je iets doet wat niet mag, moet je hulp krijgen van een advocaat om voor je rechten op te komen. Je mag niet zomaar worden opgesloten in een gevangenis. Het opsluiten van kinderen is een uitzondering en mag alleen als een kinderrechter besluit dat het niet anders kan. En als het al moet, dan moeten er speciale plekken zijn waar dat gebeurt, zoals een jeugdgevangenis. Als je tijdelijk bent opgesloten moet je goed en respectvol behandeld worden. En natuurlijk moet je gewoon onderwijs krijgen, contact kunnen hebben met je familie en bezoek kunnen krijgen.Het is verboden om kinderen de doodstraf of een levenslange gevangenisstraf te geven.
In Nederland kun je vanaf 12 jaar voor de rechter komen als je iets doet wat niet mag. Als je iets heel ergs hebt gedaan, kun je in een jeugdgevangenis komen. Veel kinderen die door de politie worden opgepakt, hebben problemen thuis. Zij hebben hulp nodig om hun leven te verbeteren. Opsluiten helpt daar niet bij. Als kinderen toch naar de gevangenis moeten, dan moeten mensen altijd rekening houden met hun leeftijd. De tijd die ze in gevangenis zitten, moet zo kort mogelijk zijn en kinderen mogen niet tussen volwassenen gevangen zitten. Marteling en andere vormen van wrede bestraffing van kinderen zijn verboden.
38: Bescherming tegen oorlog
Als er in een land oorlog is, hebben kinderen recht op extra bescherming en zorg. Voor kinderen die jonger zijn dan 15 jaar is het verboden om mee te vechten in het leger. In sommige landen vechten toch kinderen mee in de oorlog. Kinderen die als soldaat meedoen aan een oorlog, worden hier meestal toe gedwongen. Kindsoldaten maken vreselijke dingen mee die ze hun hele leven niet meer vergeten.
Als je het wilt, mag je in Nederland bij het leger als je 17 jaar bent, maar je mag pas meevechten vanaf je 18de.
39: Zorg voor slachtoffers
Als je het slachtoffer bent van geweld, oorlog, mishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing of uitbuiting moet je goede hulp krijgen. Je moet geholpen worden om weer verder te kunnen met je leven.
40: Kinderstrafrecht
Kinderen moeten straffen krijgen die bij kinderen passen. Als je iets doet wat volgens de wet verboden is, moet een kinderrechter bepalen wat voor straf je krijgt. Daarbij moet hij of zij rekening houden met je leeftijd. Je moet hulp kunnen krijgen van iemand die de wet goed kent, bijvoorbeeld een advocaat. Ook is het belangrijk dat je na je straf weer goed verder kunt leven.
Nederland heeft een voorbehoud gemaakt op dit artikel. De reden hiervoor is dat je in Nederland in sommige gevallen volgens de regels van het volwassenenstrafrechrecht kan worden gestraft. Dat kan pas vanaf je zestiende en alleen in uitzonderingsgevallen. Toch is dit niet helemaal in lijn met het Kinderrechtenverdrag. Je mag volgens het verdrag namelijk niet discrimineren tussen kinderen, ook niet op basis van leeftijd. Bovendien kan je volgens het volwassenenstrafrecht bepaalde straffen krijgen die voor kinderen verboden zijn.
41: Betere regels
Het kan zijn dat in de wet van een land regels zijn afgesproken, die nog beter zijn voor kinderen, dan de regels in het Kinderrechtenverdrag. Dan gaan die regels voor. Dat is zo voor regels in één land maar ook voor afspraken tussen meer landen.
42: Info rechten
Als je niet weet wat je rechten zijn, kun je ook niet voor je rechten opkomen. Daarom moeten jij en ook bijvoorbeeld je ouders informatie krijgen over je rechten. De overheid moet ervoor zorgen dat iedereen weet welke kinderrechten er zijn.
43: Toezicht
Een groep mensen van over de hele wereld die veel van kinderrechten weten zitten in het Kinderrechtencomité, en controleert of de landen die beloofd hebben om zich aan kinderrechten te houden, dit ook daadwerkelijk doen.
44: Verslag uitbrengen
Alle landen die beloofd hebben zich aan kinderrechten te houden, schrijven elke vijf jaar aan het Kinderrechtencomité hoe het daarmee gaat. Als het niet goed gaat met de kinderrechten in een land, vertelt het Kinderrechtencomité hoe het beter kan.
45: Organisaties voor kinderen
Organisaties die met en voor kinderen werken, moeten er goed op letten dat kinderen krijgen waar ze recht op hebben. Ze mogen ook naar het Kinderrechtencomité schrijven over hoe het gaat met de kinderrechten in een land. Jongeren kunnen daarbij zelf hun mening geven en met het Kinderrechtencomité gaan praten.
In Nederland verzorgt het Kinderrechtencollectief de rapportages van de kinderrechtenorganisaties aan het Kinderrechtencomité.
46-54: Regels Verdrag
In de laatste artikelen van het Kinderrechtenverdrag staan regels over het verdrag zelf. Zoals dat alle Staten ervoor mogen kiezen om partij te worden, wanneer het verdrag in werking treedt en welke procedure geldt om wijzigingen aan te brengen (dat kan niet zomaar!). Regels over regels dus. Niet het meeste spannende deel van het verdrag, maar toch ook belangrijk. Stel je namelijk voor dat wel zomaar mogelijk was om de afspraken uit het verdrag te veranderen? Dat zou toch een beetje gek zijn. Kinderrechten hebben net als kinderen ook een beetje bescherming nodig.