Mika werd uit huis geplaatst: ‘Mijn broer en zusje zag ik niet meer, mijn moeder een uurtje’
In Nederland wonen duizenden kinderen niet meer thuis. Ruim de helft van deze kinderen verliest door de uithuisplaatsing het contact met een of meer personen die belangrijk voor hen zijn. Dat blijft niet zonder gevolgen, zegt Stichting Het Vergeten Kind. ‘Het zijn de wortels van een kind, die kun je niet zo maar weghalen.’
Mika (18) groeit op in een onveilige thuissituatie, al op jonge leeftijd moet hij een zorgtaak op zich nemen voor de rest van het gezin. Als Mika 15 jaar oud is, gaat het niet langer. ,,We stonden al een tijdje onder toezicht, maar jeugdzorg had geen goed beeld van hoe het voor mij precies was. Toen ben ik zelf naar ze toegestapt.” Samen met hulpverleners pakt Mika thuis nog wat spullen en wordt alles aan zijn moeder uitgelegd. Halsoverkop verhuist hij naar een woongroep een paar steden verderop, waar Mika uiteindelijk een aantal maanden blijft.
Er zijn in Nederland ongeveer 42.000 kinderen die net als Mika niet meer thuis kunnen wonen. Vaak zijn ze verwaarloosd of mishandeld, vluchten ze voor het geweld of worden ze uit huis geplaatst omdat het daar niet meer veilig is. Daarna komen ze meestal in een pleeggezin, een woongroep of een gezinshuis terecht.
Mijn moeder werd gezien als een incapabele ouder, maar ze kon het wel, ze had alleen hulp nodig. Die kreeg ze niet
Ongemakkelijk
De impact die deze verandering teweegbrengt is al groot genoeg, zegt Stichting Het Vergeten Kind, dat zich inzet voor deze kinderen. Daar komt nog bovenop dat er in de meeste gevallen geen goed afscheid mogelijk is van ouders, andere familieleden en vrienden omdat de kinderen vaak onverwachts uit huis worden gehaald. Uit een recent onderzoek leerde de stichting dat ruim de helft (56 procent) van de kinderen sinds hun uithuisplaatsing het contact verloren is met minstens één persoon die belangrijk voor hen is. Voor dit onderzoek zijn 72 uit huis geplaatste kinderen tussen de 9 en 21 jaar oud geïnterviewd. Ook concludeerde de stichting dat hulpverleners te weinig doen om ervoor te zorgen dat kinderen dierbaren nog regelmatig zien of spreken.
Daar kan Mika over mee praten. Na zijn uithuisplaatsing is er nog maar weinig contact mogelijk met zijn ouders. ,,Mijn moeder mocht wel een uurtje langskomen per week, maar daar zat dan altijd iemand bij die meeluisterde met onze gesprekken. Het voelde meer als een gevangenisbezoek dan als gezellig kletsen met mijn moeder.” Mika voelt zich machteloos, want tegen de regels ingaan is voor de puber niet mogelijk.
De ongemakkelijke situatie doet de band tussen moeder en zoon niet goed. Ook verliest Mika lange tijd het contact met de rest van de familie en zijn broers en zusje. ,,Mijn zusje zag ik sowieso niet, ze was toen nog een baby. Mijn broertje was toen 10 jaar, nog jong dus, en kon ik alleen via mijn ouders spreken. Mijn oudste broer woonde in het buitenland.”
Mijn zusje zag ik sowieso niet, en het wekelijkse uurtje met mijn moeder leek wel gevangenisbezoek
Moeite
Onderzoeker Yfke van der Ploeg van Stichting Het Vergeten Kind, die de data voor het onderzoek verzamelde, zag dat het vaak het contact met ouders is dat minder wordt. Maar ook verliezen kinderen opa’s, oma’s, ooms en tantes uit het oog. ,,Dat is logisch, want toen ze nog thuis woonden gingen ze vaak met hun ouders mee daar naartoe.”
In een pleeggezin of opvanghuis zijn kinderen afhankelijk van de moeite die hulpverleners erin steken. ,,Het contact met ouders is vaak niet goed. Hulpverleners hebben er gewoonweg te weinig tijd voor”, zegt Van der Ploeg. Het is ook niet makkelijk om het goed te doen, ziet de onderzoeker. Ouders moeten vaak wennen aan de situatie. ,,Voor hen is het ook niet niks.”
Het kost daardoor meestal veel tijd en energie om het contact op een goede manier via de hulpverlener te laten lopen. Dat is vooral het geval bij ouders die het niet eens zijn met de uithuisplaatsing, zegt Marianne van der Krans, projectleider bij Stichting Het Vergeten Kind. ,,Ook zijn hulpverleners bang dat deze ouders van negatieve invloed gaan zijn op het kind. Ze verwachten dat ze een heel dwingend beroep gaan doen op hun kind omdat ze het zo missen.”
Gedragsproblemen
Het zou enorm helpen als er in de hulpverlening meer tijd zou zijn. Ook zouden hulpverleners tijdens hun opleiding voorbereid moeten worden op zulke situaties, zegt Van der Ploeg. Want het heeft veel effect op de uit huis geplaatste kinderen. Naast een gevoel van machteloosheid, verdriet en boosheid, voelen kinderen zich soms ook schuldig over de situatie, leerde de onderzoeker uit de gesprekken met de kinderen. Van der Krans: ,,Daar schrok ik van. Het is eigenlijk net als wat je vaak bij scheidingen hoort. Een kind denkt dan: was ik nou maar wat liever geweest, dan waren papa en mama nog bij elkaar. Het maakt een uithuisplaatsing extra traumatisch, terwijl dat helemaal niet zo hoeft te zijn.”
Veruit de meeste Nederlandse kinderen zijn veilig gehecht. Maar wat betekent het als je kind hechtingsproblemen heeft en hoe herken je onveilige hechting bij je kind? Ouders van Nu geeft uitleg.
Van der Ploeg weet uit eerder onderzoek dat kinderen die nog weinig contact hebben met dierbaren, vaker gedragsproblemen hebben. ,,Ook doen ze het minder goed op school en krijgen ze vaker problemen binnen het pleeggezin. Het zou ze enorm helpen als ze hun ouders of familieleden wel blijven spreken en zien.” Van der Krans: ,,Er moet contact blijven, het zijn de wortels van een kind, het heeft ze gemaakt tot wie ze zijn. Verwatert het contact, dan doet dat ook iets met die wortels, die kun je niet zo maar weghalen.”
Het contact hoeft helemaal niet ingewikkeld te zijn, het kan op verschillende manieren. Een oom die een goede band heeft met zijn nichtje of neefje, kan die bijvoorbeeld regelmatig naar school brengen. Moeders of vaders kunnen een dag in de week komen koken op de woongroep. Moet het kind naar de kapper, dan kunnen hulpverleners ook daarin meedenken. ,,Dan kun je bijvoorbeeld aan een ouder vragen: zullen wij meegaan of ga jij mee?’ Kijk altijd naar wat nog wel kan. Dat moet je ook doen in situaties waarin een kind niet meer terug naar huis kan. Ook dan moet er contact blijven”, zegt Van der Krans.
Verbeteren
Voor Mika verandert de situatie ten goede als hij in een andere woongroep terechtkomt. Hij krijgt daar dagelijks begeleiding en mag zijn moeder vaker zien en spreken. Zijn moeder komt vanaf dan regelmatig koken bij de woongroep. Ook wordt ze veel meer bij de situatie betrokken. ,,Ze kan nu altijd bij de hulpverlening terecht met vragen.” Voor Mika zijn de regels veel soepeler: hij mag gewoon thuis langsgaan. ,,Dat heeft enorm geholpen bij het verbeteren van onze band.”
Mika hoopt dat andere hulpverleners leren van zijn verhaal en het op dezelfde manier aanpakken. Dat begint volgens hem bij meer vertrouwen krijgen in de ouders van het kind. ,,Mijn moeder werd gezien als een incapabele ouder, ik had zelfs het idee dat ze iets tegen haar hadden. En dat terwijl ze juist heel erg haar best deed om het contact met mij goed te houden. Ze kon het wel, maar had alleen wat hulp nodig. Die kreeg ze niet.”
bron : Sanne Wolters